Een blog van Roos Schlikker over vriendschap ter ere van Light Night
Speciaal voor de onthulling van het lichtkunstwerk Filos op het Amsterdam Light Festival, schreef schrijver en journalist Roos Schlikker een column over vriendschap.
"Kijk een roodborstje! Zie je dat? Ja, hè?! Dat moet toch een roodborstje zijn? Is dat geen roodborstje?" Mijn vriendin, getrouwd met een bioloog, knikt langzaam. "Gezien de kleur van zijn borst, kun je dat concluderen, ja," zegt ze droog.
Ik, het stadskind, ben een paar dagen in Zeeland en omdat ik doorgaans niet verder kom dan "Vogel" als ik iets gevederds zie en "Struik" bij groen gewas, ben ik reuze opgewonden dat ik een soortnaam weet.
We hebben ons jaarlijkse relaxarrangementje in Domburg. Stapels kranten en tijdschriften namen we mee maar vanaf het moment dat we de trein in stapten tot nu, 48 uur later, hebben we alleen maar gepraat. Er valt ook veel te bespreken, zoals er met al mijn vrienden veel te bespreken valt. De ironie is alleen dat we vaak te weinig tijd hebben elkaar te treffen.
Want wij dertigers en veertigers zitten in het oog van de orkaan. We zijn de happy-go-lucky-generatie, opgegroeid met het idee dat je alles kon worden wat je wilde en geluk het hoogste streven was. En nu zijn we op het volwassen punt waar we als tieners zo naar verlangden en wordt ons leven gedomineerd door zorgen. Het zorgen voor kinderen, ouders, relaties en carrières. En daarbij ook de zorgen óver kinderen, ouders, relaties en carrières.
Er gebeurt veel. Een vriend werd ontslagen, eentje kreeg een auto-ongeluk, met mijn moeder belandde ik in het psychiatrische circuit, er werden kinderen te vroeg geboren, bij sommigen stierven babietjes in de buik. En in alle drama’s zijn we er voor elkaar. Natuurlijk. Maar soms voel ik me tekort schieten. Omdat de kinderen moeten eten en ik alleen tijd heb voor een kort app-je naar die vriendin met liefdesverdriet. “Gaat ie?” Omdat ik met mijn moeder naar het ziekenhuis moet en ik daarom alleen van een afstand een kaartje kan sturen naar een vriendin die werkproblemen heeft. Omdat het soms zo stil in me is als ik me overvallen voel door alles wat ons vrienden allemaal overkomt.
En omdat het leven raast en voortploetert. Natuurlijk horen problemen bij het leven. Maar soms voelt het of we er niet klaar voor zijn.
Met mijn vriendin kijk ik uit over zee. De rust overvalt me. Ernst overvalt me. Volgens Harry Mulisch heeft iedereen een absolute leeftijd, ongeacht zijn kalenderjaar. Soms denk ik dat de mijne veertien is, al oog ik totaal anders nu. Toen was ik schichtig, aarzelend op de drempel, snel van mijn stuk. Nu ben ik veertig en gedraag me als daadkrachtige werkende moeder die alles onder controle heeft. Dat is immers wat je doet als je groot bent. Vaak voel ik me alleen lang niet zo sterk. Ik stap ferm over drempels heen, maar aarzel achteraf. Doe ik het allemaal wel goed? Ik ben nog altijd veertien.
Dat zeg ik ook tegen mijn vriendin die net twee biertjes bestelt. "Als veertien zijn betekent dat je je hele leven kinderlijk enthousiast raakt van een roodborstje, is dat zo gek niet," zegt ze. Voorzichtig vraag ik haar: “Ben ik wel een goede vriendin voor jou?” Ze kijkt me vragend aan. “Anders zat je hier toch niet?” “Ja maar we zien elkaar zo weinig,” mompel ik. Mijn vriendin neemt een grote slok. “Roos,” het gaat er niet om of je me ziet,” zegt ze wijs. “Het gaat er om dat je me hoort.”
Ik knik en grijns. Wie een ander echt hoort, ziet meer dan ogen kunnen waarnemen. Daar proosten we op. En even zijn alle zorgen heel ver weg.