Blind voor de klas
Debby Buis staat voor de klas bij het voortgezet speciaal onderwijs bij Heliomare. Aan haar voeten ligt haar zwarte blindengeleidehond. Een blinde die lesgeeft? Hoe werkt dat?
‘Zonder mijn blindengeleidehond Tarka had ik nooit een baan zo ver weg kunnen accepteren’, vertelt Debby. Een paar dagen per week reist ze met haar geleidehond Tarka van Hoorn naar de school in Heemskerk. ‘Als ik de reis met een taststok moest afleggen, zou ik kapot zijn als ik op mijn werk aankwam. Met een stok loop je van obstakel naar obstakel. Je moet goed voelen of je ergens tegenaan tikt, bedenken wat dat dan is en daarna nog bepalen hoe je eromheen kunt. Dat kost veel energie. En dan moet de werkdag nog beginnen.’
Debby geeft les aan pubers met een beperking. Dat kan dus gewoon, ook als je blind bent. ‘Ik ben aangenomen op aanbeveling van collega’s die mij nog kenden van mijn stageperiode. Het is daarbij een voordeel dat ik aan deze groep kinderen kan laten zien dat je van alles kunt bereiken ondanks je beperking. Ik geef geschiedenisles aan de brugklas, de tweede klas vmbo en aan havo een, twee en drie. Ze hebben allemaal twee lessen in de week. Dus dan kom ik op tien lesuren en daarnaast heb ik nog wat flexuren.’
Hoe heb je de leerlingen voorbereid op je geleidehond?
‘Door er gewoon over te doen. Verder heb ik aan ze uitgelegd wat mijn beperking is en wat Tarka voor mij doet. Daarna heb ik de jongeren gevraagd om zichzelf aan mij voor te stellen en uit te leggen wat hun beperking is en hoe ik hen daarbij kan helpen. Op school zitten leerlingen met autisme, met adhd, pdd-nos, met depressie, spierproblematiek en leerlingen in rolstoelen. Ze wonen thuis en komen elke dag naar school. Sommigen met een busje en anderen zelfstandig. In een van mijn klassen zit een leerling die autisme heeft. Hij vraagt altijd of Tarka bij hem mag zitten, omdat hij dan beter kan werken. De jongen zit daarom voor in de klas. Dan laat ik Tarka op haar kleedje naast zijn tafeltje liggen. In mijn mentorklas willen een paar kinderen aan het eind van de dag even knuffelen met Tarka. Als Tarka haar geleidetuig af heeft, mag je haar aaien. De kinderen vragen het keurig en doen voorzichtig. Voor hen is zo’n knuffelmoment een ontlading van de schooldag.’
Hoe geef je les aan zo’n brede groep met uiteenlopende problematiek?
‘Tijdens mijn studie leraar geschiedenis had ik op een reguliere school stage gelopen. Dan heb je klassen van 32 leerlingen. Dat vond ik pas heftig. Ik moet leerlingen kennen qua stem. Met zo’n grote klas wist ik na een half jaar nog niet precies wie wie was, op een enkeling na. In het derde jaar van mijn studie kon ik stagelopen op de school waar ik nu werk. Op deze school zijn de klassen tien tot vijftien kinderen groot. Ook hier duurde het even voordat ik ze allemaal herkende aan hun stem. Aan het begin van de les vraag ik altijd wie er is en dan hoor ik gelijk wie waar zit. In de eerste les heb ik afgesproken dat ze zeggen: “Juf, ik wil wat vragen.” Tot nu toe werkt het. Sommigen steken toch nog hun vinger op, dan hoor ik: “Dat ziet ze toch niet.”’
Hoe weet je dat ze met de les bezig zijn en niet met andere dingen?
‘Als ze stiekem aan het gamen zijn, merk ik dat niet goed. Dat probleem ervaren andere docenten overigens ook, omdat de leerlingen veel op een laptop werken. Andere dingen heb ik snel door. Laatst zaten twee meiden helemaal achter in de hoek van het lokaal met elkaar te fluisteren. Toen ben ik naar ze toe gelopen om te zeggen dat ze met de les mee moesten doen. Kliekjes zoeken elkaar natuurlijk op, dus die kan ik makkelijk uit elkaar halen. Wel heb ik een keer meegemaakt dat een jongen niet op zijn eigen plek zat. Hij hield zich stil, daarom duurde het even voordat ik het doorhad. Uiteindelijk heb ik hem eruit moeten sturen, omdat hij niet wilde verplaatsen.’
Hoe weet je dan of een leerling het lokaal echt verlaat?
‘Dat weet je. Je hoort iemand weglopen en de deur open en dichtgaan. Tenzij ze dus heel stil blijven, maar de leerlingen verraden elkaar, heb ik gemerkt. Dan zeggen ze wat een andere leerling aan het doen is. Dat is voor mij heel fijn natuurlijk.’
Je hebt nooit moedeloos voor de klas gestaan?
‘Jawel, in mijn eerste week. Tijdens een van mijn eerste lessen ging de ene leerling de andere leerling te lijf. Ik kende het lokaal nog niet goed en ik probeerde erbij te komen. Ik knalde tegen een tafeltje en een stoeltje en voor ik kon ingrijpen, was een van de leerlingen er al vandoor. Daar zat ik heel erg mee. Ik kan het toch niet, dacht ik. Totdat ik in de lerarenkamer over het voorval vertelde. Een collega zei toen: “Welkom in het speciaal onderwijs. Het zal vast niet de laatste keer zijn.” Sommige dingen escaleren zo snel dat ook een ziende docent niet op tijd tussen beide komt. Daarom is het fijn dat je in de lerarenkamer dingen bespreekbaar kunt maken en er dan achter komt dat het niet aan jou ligt. Ik denk dat het lesgeven voor mij hetzelfde is als voor andere docenten. Ik kan alleen de leerlingen niet zien.’
Op welke manier bereid je je lessen voor?
‘In het eerste jaar ben je daaraan dubbel tijd kwijt. Niet alleen ik, maar elke beginnende leraar. De studieboeken zijn voor mij allemaal omgezet in digitale bestanden. Ik neem de lesstof door, vat het samen in een bestand op de computer en typ het daarna uit op de braillemachine zodat ik een aantekeningenbriefje heb tijdens de lessen. Verder maak ik een lesplan waarin ik opschrijf in welke les de leerlingen welk huiswerk af moeten hebben. Het huiswerk maken ze digitaal en dat bespreken we mondeling. In het onderwijsregistratiesysteem kan ik het grootste deel zelfstandig invullen. Bijvoorbeeld aanvinken wie er aanwezig is en of het huiswerk is gemaakt. Ik kan helaas niet zelfstandig het huiswerk en cijfers invoeren. Daar heb ik hulp bij nodig. Ik hou de cijfers bij in een Excel-bestand zodat ik ze voor mezelf kan inzien.’
Is er nou iets wat jij écht niet kunt als visueel beperkte leraar?
‘Ik kan natuurlijk niet op het bord schrijven. Bepaalde inleveropdrachten moeten ze naar me mailen. Zoals een verslag. Bij toetsen krijgen ze van mij de vragen op papier en de antwoorden moeten ze op de laptop maken en naar mij mailen. En ik kan niet surveilleren. Tijdens een toets heb ik een klassenassistent die achter in de klas zit om te kijken of de leerlingen niet spieken. Dat vergt wat voorbereiding, want je moet de tafels zo neerzetten dat ze echt niet bij elkaar kunnen afkijken.’
Hoe is het contact met ouders?
‘Sommige ouders lijken verbaasd als ze me zien, maar ze hebben tot nu toe eigenlijk allemaal normaal tegen me gedaan. Vaak weten ze van hun kinderen dat er een blinde juf is met een geleidehond. De vreemdste vraag kreeg ik van een andere docent die wilde weten of de hond al had geplast in het lokaal. Bloedserieus! KNGF-honden zijn netjes opgevoed en professioneel geschoold, dus dat zal echt niet voorkomen.’
Heb je het idee dat jongeren bij jou komen met zaken die ze misschien niet zo snel tegen een andere leraar zouden zeggen?
‘Heb ik nu nog niet gehad, maar tijdens mijn stage heb ik meegemaakt dat een paar meisjes wilde weten of ik vroeger wel eens werd gepest met mijn handicap. Dat kunnen ze natuurlijk niet aan iemand anders vragen. Ik vertelde ze dat ik daar zeker bekend mee was en hoe ik ermee omging. Als kinderen bijvoorbeeld heel kinderachtig aan mij vroegen: hoeveel vingers steek ik op? Dan zei ik: kun je zelf niet tellen?’
Hoe denk je dat de jongeren jou ervaren?
‘Ik ben net als elke andere docent. Alleen, als ze mij pakken, is het op mijn visuele beperking. Zoals die jongen die bewust niks zei toen hij op de verkeerde plek zat. In de klas hangt een bord waar je met stift op kunt schrijven. Een leerling zei: “Juf, als ik daar nou een piemel op teken, dan kunt u dat niet zien.” Ik antwoordde dat dit klopte. Dat kunnen ze bij een andere docent niet doen, maar bij een andere docent proberen ze iets anders. Soms vergeten ze even dat ik blind ben. Gisteren kwam een jongen heel enthousiast zijn T-shirt aan me showen. Dat vind ik dan ook wel weer mooi.’