Wil je ook de andere afleveringen van onze podcast beluisteren? Je vindt ze hier.

We waren elkaars vijand, jij en ik, tienduizenden jaren lang. Tot we besloten samen te werken. Nu zet je mijn naam op de jaarlijkse kerstkaart, en op het bordje naast de voordeur, en post je vier keer per dag foto's van mij op Facebook: "Kijk eens, wat schattig?" Zo communiceren jullie met elkaar.

Wij doen dat anders. Duizenden jaren geleden huilden we samen tijdens de jacht, om van elkaar te horen waar we ons bevonden: linksvoor, rechtsachter. Puur teamgevoel. We huilden naar de volle maan. Dat ding gaf teveel licht om te kunnen jagen. Als hond huilen we nog maar heel soms: als we ons gevoel willen uiten. Als we ons verstaanbaar willen maken, hebben we onze blaf. Die begrijpen jullie direct: de 'er is iemand aan de deur'-blaf, de 'ik wil spelen'-blaf, de 'honger'-blaf, de 'ik ga vechten'-blaf. Allemaal variaties in toonhoogte, duur en frequentie.

En het is een internationale taal, hè? Die hebben jullie ook, toch? Zo'n universele taal? Ik hou, persoonlijk, het meest van jazz, net als mijn baasje, en al haar honden voor mij.

Ik had echt een donderstraal als eerste hond. Dat was Melvin, een blonde hond. Mijn tweede hond, die ik kort heb gehad, was ook een blondje, Ellard. Mijn derde hond was een reuzenhond, een grote zwarte. Dat was Wessel. En toen kwam hondje Grover: héél lief. En die is plotseling heel erg ziek geworden. Toen heb ik een tijdje zonder gezeten, en toen kwam deze kanjer: Larko. Een kruising tussen een labrador en een golden retriever. Nou, Larko, ze zijn al bezig, hoor je dat? Naar de deur!

Hallo! Hé, wat gezellig!

Hallo!

Dat is een Deense hond, hè?

Larko is gewend aan lawaai. Die snuffelt nog eens wat door het lokaal, die begroet iedereen even, en die gaat het liefst een beetje in het midden liggen, zodat hij de deur in de gaten kan houden, maar ook de mensen. Die ligt daar lekker oplettend, relaxed bij. Hij kan eigenlijk tegen al het lawaai, behalve tegen een vals-zingend dameskoor. En wat die dan doet - en dat is echt zo grappig - dan legt die zijn pootje over zijn oren. Daar hebben de dames foto's van gemaakt. Dat zingen ze, en dan ligt zo'n hond echt met een pootje over zijn oren, van: "Oh nee!"

Nou, genoeg met dat geslijm met mijn hond! Kom maar hier! Zullen we starten met 'Come Rain, Or Come Shine?' Administratie klaar?

Yes.

Blazers klaar?

Ja.

Drummer klaar?

Ja.

Bassist klaar?

Ja.

Annet klaar?

Ja.

Pianist? A one, a two, one, two, three and go!

Ik ben Corinne Staal. Ik ben 57 jaar, woonachtig in het noorden des lands, in Leeuwarden. Ik heb drie kinderen. Ik heb een vak als musicus: ik ben pianist, koordirigent, en ik componeer en arrangeer. Ik ben werkzaam aan de muziekschool in Sneek, het CKS. Ik heb een hond nodig, omdat ik de ziekte van Leber heb. Dat houdt zoveel in dat je bijna blind wordt. Ik heb vroeger nog wel wat kunnen zien. De lagere schoolboekjes An en Jan heb ik nog wel kunnen lezen, Nijntje. Maar toen ik een jaar of 14 was, kon ik gewoon echt niet meer lezen.

Mijn moeder had een hele hoop vriendinnen voor mij geregeld, die mij dan 's ochtends vroeg ophaalden, in de wintermaanden, als het donker was. En dan moest ik met die vriendinnen meelopen naar school. En daar merk je dus aan dat je je eigen vriendin niet kunt uitkiezen. Andersom is dat natuurlijk ook zo: die vriendinnen hadden ook niet altijd zin in mij. Dat voel je. Maar ja, je hebt het gewoon nodig, dus dan leg je je erbij neer.

Je krijgt op een gegeven moment - omdat je dat ziet van anderen: dat die overal naartoe gaan, op de fiets stappen - dat je ziet dat jij dat niet doet. Dus mensen fietsen gewoon weg, en jij kan dat niet. Jij kunt niet beslissen dat jij ergens naartoe wil lopen. Of dat je iets niet ziet en dat je ergens tegenaan kleunt. En dan komt een dag dat je gewoon behoefte hebt aan vrijheid.

Na mijn middelbare school wist ik eigenlijk meteen wat ik wilde doen. Ik wilde muziek studeren. Ik kwam in Leeuwarden op de Muziekpedagogische Academie, gelijk bij mensen die allemaal hetzelfde leuk vonden als ik. En daar voelde ik me voor het eerst echt thuis: op mijn gemak. Daar speelde niet: wat zie je wel of wat zie je niet? Iedereen deed hetzelfde, en dat schepte een band. Maar op de achtergrond speelde natuurlijk wel: wie gaat mij dan weer halen en brengen?

En toen kwam er op een dag een studiegenoot, die haalde mij op met tegenzin, en die zei op een gegeven moment van: "Waarom neem jij niet een geleidehond?" Bij mij gingen alle stoppen door: "Wat? Een hond?" Ik was dat niet gewend. Ik dacht: "Wat moet ik met zo'n beest? Dat kan ik helemaal niet." Maar toen was het zaadje wel geplant.

En dan kom je bij het KNGF, en dan krijg je een intake-formulier. Toen ik negen maanden moeder was, kwam er een hond voor mij, en toen moest ik drie weken - toen nog - intern, om te oefenen. En dan kom je thuis met het hondenvoer, de hond, de bakken, en dan ben je thuis. Dan heb je zo'n hond, en dan is het: wat ga je ermee doen? Het rondlopen met zo'n hond in de stad, en naar feestjes, gaf mij de geur van vrijheid.

Riem om.

Voetje voor voetje leerde ik mijn buurt veel beter kennen. Op het laatst pakte ik gewoon mijn kind, die hing ik in een draagzak, en dan ging ik de stad in. Mijn eerste actie: de stad in, was heel grappig, eigenlijk. Koninginnedag, toen nog 30 april. Vrijmarkt. Overal mensen in de stad, op kleedjes. Troep, drukte. En ik wist eigenlijk helemaal nooit dat daar een vrijmarkt was, dat dat ook in Leeuwarden was. En op een gegeven moment vroeg ik de hond om even een bankje te zoeken, want ik wist dat je ergens kon zitten. In die drukte was er geen bank, dus toen gaf hij mij een hele mooie blauwe bank, die verkocht werd op Koninginnedag. En daar ben ik lekker gaan zitten.

Ook op een verjaardag ging ik die kring rond kijken van: "Is er nog iemand? Met wie zal ik eens mee?" En dan denk ik: "Oh nee, ik kan gewoon de hond pakken!" Maar dat was zo onwennig. Dat je dan zo'n hond oppakt en zegt: "Nou, mensen, ik ga." Ik kon dat ook haast niet uitspreken, van: "Ik ga nu weg." En dat dat mogelijk is. Nou, dat maakt je tot een volwaardig mens.

Ik was 26, ik raakte zelfs een beetje op drift. Ik ging gewoon 's ochtends van huis, en 's avonds laat dook ik de kroeg in, en nam rustig ook een paar bier. Ik ging dan ook midden in de nacht weer naar huis, met die hond. Ik ging feestvieren. Met mijn hond kon ik overal naartoe, en dat heeft er ook uiteindelijk toe geleid dat ik gescheiden ben. Eerst was toch de rolverdeling van: "Zij kan niet zoveel, en is meer thuis."

Maar naarmate ik met mijn hond ook de boodschappen ging doen, raakte ik natuurlijk ook verknocht aan mijn eigen vrijheid, was ik natuurlijk ook niet meer helemaal afhankelijk in die relatie, en heb ik de drie kinderen alleen opgevoed. Inmiddels zijn die groot. Die wonen op zichzelf en die zijn aan het werk. Mijn jongste studeert nog. En ze kijken met enorm veel plezier terug, dat ze ook wel zeggen: "Goh, mam, wij waren altijd zo'n optocht, zo'n karavaan." Nog een kind aan een elastiekje, een kind in de rugdrager, en een kind los. En dan ging ik de wijde wereld in. IJsjes halen, naar de bakker, naar de peuterspeelzaal, naar de dokter. Allemaal van die dingen die gewone moeders ook doen. Anders kan ik het toch niet zeggen. Je bent uiteindelijk een 'gewone moeder.' Alleen met een hond.

Wel thuis!

Dank je wel. Jongelui, tot volgende week.

Doe voorzichtig!

Het was weer een lekkere les.

Dank je wel.

Jongen, die hond vliegt door de stationsstraat. Go, go, go, go. Kom maar!

Dank je wel!

Dag luitjes!

Doei!

Tot volgende week!

Dank je wel, tot volgende week!

Pas op, kijk uit!

Ga je mee, Larko? Kom! Kom maar, gekke grappenmaker. Hè? Zo. Naar de trap. Goed zo. Heel knap, hè? Kom maar!

Het is kamer 29, het is niet onze kant.

We zijn hier in het hoofdgebouw van KNFG Geleidehonden. We hebben hier beneden een hotelstraat, noemen we dat. Daar zitten zes slaapkamers. Die zijn ingericht om een dag en nacht te verblijven. Dan ben je hier vijf dagen intern, en dan ga je vijf dagen met je hond, en je instructeur, 's morgens en 's middags op pad, naar een locatie waar getraind wordt, en waar je dan wordt geleerd hoe je met de hond moet lopen.

Even kijken, hier. Ja, de deurklink. Oh ja, dit is onze kamer. Kom, dan gaan we hier naar binnen. Even wachten. Ik eerst, hè? Dan mag jij, kom maar!

Ik ben Ellis Willemsen, instructeur bij KNFG Geleidehonden, en ik ben blindengeleidehondeninstructeur. Het mooie is: als je hier bent, dan heb je geen beslommeringen van thuis. Je hoeft thuis niet te denken van: "Ik moet nog de was doen, ik moet nog eten koken, ik moet nog de kinderen van school halen, of ik moet telefoontjes plegen, of wat dan ook." Veel mensen hebben thuis een druk leven, en als ze dan hier op school komen, intern, dan is er maar één ding waar ze mee bezig kunnen zijn, en moeten zijn, en dat is met die hond, en leren met die hond lopen. Dan krijgen ze 's avonds ook nog theorielessen, dus het is wel een hele intensieve periode dat ze hier zijn, waar ze les krijgen.

Even kijken, even mijn spullen ophangen aan de kapstok. Ik moet even plassen, jongen. Wacht eventjes, ja? Blijven!

Ja, en mensen die hier komen, en eigenlijk de bus instappen, want dan gaan we naar een locatie. En dan, als mensen uit een dorpje komen, en ze komen bij ons in Amsterdam, dan is het wel schrikken met al dat geluid en al die brommers, en noem maar op. Dat is best wel shocking voor heel veel mensen. Die kunnen dan ook best heel emotioneel raken, van wat ze meemaken. En gaandeweg raken ze een beetje vertrouwd, en merken ze dat die hond daar heel veel in kan betekenen.

Als jij geluid hoort waarvan je denkt: "Wow, wat is dat, zeg?" En die hond staat daar heel stabiel naast je te kwispelen, en die zegt: "Kom maar, baas, ik weet het wel, ik ga je hier door die ellende heen helpen." Dan zie je mensen langzaamaan, van eigenlijk een heel bang iemand, groeien naar een heel vertrouwd, en zelf-vertrouwd iemand, die daar in Amsterdam rondloopt. Die gaan dan ook vol vertrouwen naar huis, ook met het verhaal naar iedereen van: "Nou, als je in Amsterdam kan lopen, kan je de hele wereld aan." Dan denk ik: "Dat is machtig mooi." Daar gaat mijn hart sneller van kloppen, daar word ik heel blij van.

In een roedel help je elkaar, speel je met elkaar, maak je elkaar sterker. Als je deel uitmaakt van een sterk team, krijg je meer zelfvertrouwen, meer durf, meer vrijheid, en wordt de wereld groter. En dat is precies de kracht van onze roedel van twee. En vergeet niet: in elke goedmoedige lobbes, in elke worst op pootjes, schuilt diep van binnen nog steeds die wilde wolf.

Onze website gebruikt cookies