‘Razend knap dat een blindengeleidehond een laaghangende tak signaleert’
Een normale huishond van pakweg 60 centimeter hoog, trekt zich niks aan van een slagboom over de weg, hij dribbelt er blijmoedig onder door. Zoals hij ook vrolijk over een afgewaaide tak heen stapt die op de stoep ligt. Eigenlijk is het dus reuzeknap dat onze blindengeleidehonden deze “hindernissen” wel signaleren, eromheen lopen en hun baas zo behoeden voor een pijnlijke val of botsing. Hoe leren ze dat? Instructeur Marianne Dekker licht een tipje van de sluier op.
‘Zodra de hond gewend is op school en we in tuig de straat met hem opgaan, beginnen we dit te oefenen’, vertelt Marianne. ‘In het begin sturen we hem heel overdreven om zo’n tak of slagboom heen. Daarbij is het omhoog kijken het meest onlogisch voor de hond. Van nature kijkt hij naar dingen die op zijn eigen ooghoogte zijn, of hij kijkt naar beneden, want op de grond valt altijd wel iets te snuffelen. Een grondobstakel ontwijken heeft een leerling-geleidehond gemiddeld dan ook iets eerder onder de knie, dan een obstakel dat zich een stuk boven zijn kop bevindt. Bij de volgende leer-stap tikken we een tak, een kabel of een laaghangende vlaggenstok even kort aan, om de hond erop te wijzen dat daar iets is. Als hij kijkt, beloon ik hem. Zo ontwikkelt hij oog voor dingen boven en onder zich. Gaat dat goed, dan ga ik steeds nadrukkelijker stilstaan bij een hindernis. Zo bouw je dat als trainer dus langzaam op. Tot hij het obstakel zelf herkent en erom heen gaat.’
Marianne, jij werkt al 8 jaar bij KNGF, dus nu is dit gesneden koek voor je. Hoe was dat toen je zelf leerling-trainer was? Vond je het lastig om een hond te leren omhoog en omlaag kijken?
‘Dat op zich niet. Het multitasken en alles tegelijk in de gaten houden vond ik het lastigst in het begin. Je moet op zoveel dingen letten: de hond, zijn gedrag en gemoedstoestand, alles in de omgeving en de route die je loopt. En dan ben je zelf ook nog aan het leren hoe je de hond traint. Zelf ben ik niet zo groot, dus eigenlijk moest ik zelf ook omhoog leren kijken. Als ik dan geconcentreerd met iets anders bezig was, liep ik wel eens per ongeluk onder een te lage tak door. Soms had een hond-in-opleiding het sneller door dan ik, daar kon ik dan wel om lachen.’
Welke hindernissen kom je het vaakst tegen?
‘Op de grond zijn dat bijvoorbeeld oplaadsnoeren van elektrische auto’s, anti-parkeerblokken en buizen van steigers die in opbouw zijn. Maar ook losliggende tegels, flinke boomwortels, een uitstekend geveltuintje. Eigenlijk alles waar een randje omzit. En bij hoge en halfhoge obstakels kun je denken aan marktkramen waar allerlei spullen aan haken hangen, sommige balkonnetjes, bedrijfswagens met een lange ladder op het dak, of een fietssluis. Tegen sluitingstijd hebben sommige winkels hun rolluik al half dicht zitten. Je kunt je voorstellen hoe gevaarlijk dat is voor iemand die blind is. In feite zijn mensen met een uitgeklapte paraplu trouwens óók hoogteobstakels. Maar het meest voorkomend is eigenlijk overhangend groen. Over heel veel stoepen hangen takken heen. Die wil je niet steeds in je gezicht krijgen. De ene hond heeft hier eerder oog voor dan de andere.’ Het komt ook voor dat er een grond- en hoogteobstakel tegelijk zijn. Denk aan een uitstekende luifel van een bloemenkraam en een kistje planten op de grond. Maar als het goed is, loopt de getrainde geleidehond na een tijdje ook soepel om een dergelijk complex obstakel heen.
Wanneer stop je met het aanleren van dit lesonderdeel?
‘Hoogte- en grondhindernissen ontwijken blijven geleidehonden hun hele schooltijd oefenen en verfijnen’, zegt Marianne. De hond studeert pas af als hij dit goed onder de knie heeft. Maar dat een geleidehondenbaas zijn hoofd echt nooit stoot… dat valt niet 100% te garanderen, het blijft honden/mensenwerk. Marianne: ‘Het is belangrijk dat onze blinde en zeer slechtziende cliënten hun geleidehond regelmatig blijven belonen als de hond lastige obstakels goed ontwijkt. En dat de baas de hond op deze punten ook scherp houdt. Als je het niet zo erg vindt, een bloesemtak in je gezicht, dan denkt de hond na een paar keer, okay, daar hoef ik dus niet meer op te letten. Maar dat geldt voor al het geleidewerk; je moet het blijven bijhouden en belonen.’
Vind je je werk nog steeds leuk?
‘Jazeker. Het werk is heel dynamisch en gevarieerd. Je werkt met honden en mensen. Geen hond is hetzelfde en geen cliënt is hetzelfde. Dat is superleuk. Het doel is ook heel mooi: met een geleidehond maak je mensen zelfstandiger en open je hun wereld. Dus de kans dat ik ooit weer terugga naar mijn vorige beroep als journalist, is érg klein.’